Referaat
Tjeu van den Berk en ik waren erg blij, maar ook heel verrast dat we vorig jaar de Louis Hartlooper Prijs voor de Filmjournalistiek kregen voor ons boekje Het Filmgesprek.
Verrast omdat onze benadering van film niet direct journalistiek van aard is. Nu de naam is veranderd van ‘prijs voor de filmjournalistiek’ naar ‘prijs voor de beste filmpublicatie’ begrijpen we iets beter waarom we vorig jaar in de prijzen vielen.
Tjeu en ik zijn werkzaam op het vlak van filmeducatie, met name voor volwassenen. Ons boekje Het Filmgesprek met als ondertitel woorden aan droombeelden wijden (Meinema 2013) vormt de neerslag van onze jarenlange praktijk van filmgesprekken organiseren en begeleiden, vaak in samenwerking KFA Filmbeschouwing.
In onze filmgesprekken benaderen we de speelfilm in de eerste plaats als een droom. In het eerste deel werkt Tjeu die gedachte uit. Wanneer mensen naar een film kijken, bewegen ze zich in een droomvertrek. Juist daarom kan een film ons diep in de ziel raken, ons iets doen, ons met verwondering of afschuw vervullen. En juist daarom vormt een film een ingang tot onze eigen dromen en nachtmerries, angsten en wensen.
Of zoals Ingmar Bergman al zei: “Er is geen kunstvorm die als de film boven ons alledaags bewustzijn uitstijgt, recht onze gevoelens binnen, diep in de schemerruimte van onze ziel.”
Hoe dat werkt, daarvoor gaat Tjeu te rade bij de symbooltheorie van de Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung. Die was ervan overtuigd dat onze levensbeschouwing, onze kijk op het leven, niet zozeer bepaald wordt door bewuste, rationele, afgewogen opvattingen, maar veel meer door beelden die onbewust zo’n indruk op ons maken, en onze eigen verbeelding zo prikkelen, dat we die beelden op onze beurt tot een betekenisvol symbool maken. En filmbeelden zijn is daar bij uitstek toe in staat.
In het tweede deel van het boekje ga ik op mijn beurt te rade bij de mytholoog Joseph Campbell, een leerling van Jung. Hij beschouwde films als de belangrijkste vertolkers van de collectieve dromen, mythen en riten van onze tijd.
In films legt de archetypische held of heldin de klassieke inwijdingsweg af: uit de vertrouwde wereld vertrekken, ingewijd worden in een nieuwe, vreemde wereld en weer terugkeren met een nieuwe wijsheid.
In wezen is dat een spirituele weg, een weg die we allemaal gaan. Elke nieuwe levensfase vraagt er om. Films inspireren ons omdat ze die weg in vele gedaantes verbeelden.
Het zal u dan ook niet verbazen dat ons didactisch model voor het filmgesprek begint met de vraag wat de film je gedaan heeft, waar hij je geraakt heeft en misschien met verwondering of afschuw heeft vervuld. En dat we in het filmgesprek vooral een beroep doen op de verbeelding van mensen, veel meer dan op hun ratio. En dat het daarom gesprekken zijn waarin mensen eerder tastend naar woorden zoeken om uit te drukken wat de beelden hen gedaan hebben, dan dat ze vooringenomen standpunten op de beelden plakken.
In principe begeleiden Tjeu en ik filmgesprekken overal waar men ons vraagt om in groepsverband een film te bekijken en bespreken op zijn gevoelswaarde.
Vaak vindt een filmgesprek plaats in thematisch verband. Ik licht er twee thema’s uit die de laatste jaren in mijn netwerk sterk in de belangstelling staan.
Het zal u niet verbazen dat een eerste thema dat breed leeft de vluchtelingenproblematiek is. Zondag nog besprak ik de film Tussenland van Eugenie Jansen en afgelopen dinsdag nog de film Welcome van Philippe Lioret, beide in het kader van de Vredesweek.
Vaak verkeren mensen als het om vluchtelingen gaat tussen angst en hoop, tussen onmacht en betrokkenheid. En ze ervaren dat een filmgesprek daarover zinvol kan zijn. Het kan het hart luchten en de geest verruimen.
Al verliep afgelopen dinsdag het gesprek naar aanleiding van de film Welcome toch wat anders dan voorgaande keren. Want hoe hoopvol deze film in een bepaald opzicht ook is - een zwemleraar in Calais verbindt zich met het lot van een Irakese vluchteling - toch overheersten bij meer mensen dan gebruikelijk gevoelens van angst en onmacht.
De film die mij persoonlijk het diepst geraakt heeft en bewust heeft gemaakt van het lot dat veel vluchtelingen treft, is de film In this World uit 2002 van Michael Winterbottom.
Deze film laat zien hoe twee Afghaanse vluchtelingen hun lot in handen van smokkelaars leggen om vanuit Pakistan in Engeland te komen. Het verhaal is fictief, maar gemaakt in een documentaire ‘dogma’ stijl en wordt gespeeld door twee jongens die in werkelijkheid in dezelfde situatie zitten. De film liet toen al zien hoe gevaarlijk de reis over land is en hoeveel vluchtelingen ervoor over hebben om Europa te bereiken.
Uit deze film laat ik u één fragment zien, meteen ook het meest huiveringwekkende fragment, vrees ik. De film verscheen niet lang nadat voor de eerste keer in het nieuws kwam dat vluchtelingen gestikt waren in de laadbak van een vrachtauto in de kanaaltunnel. Inmiddels is er niet veel veranderd, niet in de kanaaltunnel, niet op zee, niet op de Europese wegen.
Het 10 minuten durende fragment begint in Istanbul. Van daaruit start voor Jamal en Ennayat, met wie we al een uur meeleven als je de hele film ziet, het gevaarlijkste deel van de reis.
Hartverscheurende beelden zijn dit. Een nachtmerrie gelijk. Maar ze maken mij, en ook anderen, heb ik ervaren, wel betrokken, op een manier die journaalbeelden of documentaires niet zomaar kunnen. Dat is de kracht van de speelfilm.
De beelden maken mensen soms ook angstig en afkerig – ook dat heb ik ervaren in gesprekken over In this World. Ook dat is de kracht van de speelfilm.
Ik laat deze film dan ook niet aan iedereen zien. Ouderen bijvoorbeeld kunnen terugdeinzen voor de heftigheid van vooral de esthetiek van deze film.
Een tweede thema dat sterk leeft en waarvoor ik vaak benaderd word, is waardige zorg en waardig levenseinde. Ik begeleid dan gesprekken over films als Wit van Mike Nichols, of Iris van Richard Eyre. En natuurlijk over de film Amour van Haneke uit 2012.
De eerste keer dat ik een gesprek begeleidde over Amour was in 2013. Na afloop gaven ook een scen arts en een geestelijke verzorger hun visie op de film. Ze deden dat graag want binnen een jaar was deze film een belangrijk document geworden in de discussie over wat waardige zorg en wat waardig levenseinde is.
Grote kans dat u de film kent. Maar voor wie de film niet kent hier de eerste 6 minuten van Amour.
En dat appartement komen we niet meer uit. De vrouw wordt ziek en zal daar sterven en wij blijven samen met haar man dicht bij haar. Zelden heb ik een film gezien die zo beklemmend en mooi, zo mysterieus en verhelderend was als deze. En zelden waren gesprekken zo intensief en genuanceerd als over deze film.
Er is met name één recensie over Amour waar ik veel aan heb bij de begeleiding van die gesprekken. Een recensie die tastende woorden wijdt aan de beelden. Daarom geef ik het laatste woord toch aan een filmjournaliste: Dana Linssen. Zij won al eens eerder de Louis Hartlooper Prijs voor toen nog de filmjournalistiek.
Gezien de tijd zal ik niet de hele recensie voorlezen, maar wel een paar substantiële quotes.
(…) Amour gaat over sterven, een hele film lang. Over zorg. Waarmee Haneke een van de grote vragen van onze tijd te pakken heeft. Want wat is zorg?Hoever gaat zorg? Er zijn steeds meer mensen die zorg nodig hebben. En dat is vaak een kwestie van geld. Maar dit echtpaar heeft geld genoeg. Geld is geen kwestie. Dus is de vraag naar zorg, en naar de grenzen van zorg, en daarmee naar die van een menswaardig bestaan in Amour vooral een morele vraag, geen praktische. Maar Haneke, de moralist, beantwoordt die vraag niet op een moralistische manier. Maar op een humanistische. En misschien is dat dan ook wel weer moreel het enige juiste antwoord.
Het maakt Amour tot een film die je op jezelf terugwerpt. Op je eigen emotionele vermogens. Het is tijdens het kijken bijna niet mogelijk om niet te denken aan eigen geliefden, vrienden of zomaar anderen die dood zijn, of ziek, of behoeftig, en de vraag wat je eigenlijk voor de ander kunt betekenen.
Het is een vraag die door religies gesteld wordt. En in politieke ideologieën. Ben ik mijn broeders hoeder? (…)
Existentialistische filosofen zeiden het: pas in het aangezicht van de dood leren we het leven kennen. Haneke laat dat zien. En meer. Dat alles wat we daarover denken te weten gezichtsbedrog is. Vandaar die scène in die concertzaal. Vandaar dat zijn film bij het einde begint. (…) Deze film is essentieel. Een meesterwerk in de vorm van een traan.”
Dank voor uw aandacht.